127.4 | Nieuwe diplomatieke geschiedenis van de premoderne tijd

Nieuwe diplomatieke geschiedenis van de

premoderne tijd

 

Terwijl veel historische specialisaties in de tweede helft van de twintigste eeuw op methodologisch en theoretisch vlak vernieuwden, werd diplomatieke geschiedenis nog lange tijd bedreven op basis van oude, negentiende-eeuwse opvattingen die de soevereine natiestaat en het eigentijdse diplomatieke stelsel als uitgangspunt hadden. Diplomatieke geschiedenis verdween zo naar de marge van het historische bedrijf. In recente jaren heeft de bestudering van de diplomatieke geschiedenis echter een metamorfose ondergaan die in de Angelsaksische wereld ertoe heeft geleid dat men spreekt van New Diplomatic History. De heroriëntatie van de diplomatieke geschiedenis van de laatste decennia is deels voortgekomen uit vernieuwingen in de geschiedenis van de internationale betrekkingen en de cultural turn. De nadruk op de politieke en economische aspecten van de diplomatie en internationale verhoudingen is sindsdien verschoven naar culturele en cultuursociologische dimensies. De teleologische benadering van de middeleeuwse en vroegmoderne diplomatie ter verklaring van het ontstaan van het moderne diplomatieke bedrijf is in nieuwe studies losgelaten. Diplomatie wordt niet langer beschouwd als het monopolie van soevereine vorsten en staten maar er is ook belangstelling voor de betrekkingen met niet-statelijke actoren als gewesten, steden, stedenbonden en religieuze ordes en tussen deze niet-statelijke actoren onderling.

In themanummer 127.4 (2014) onder gastredactie van Maurits Ebben en Louis Sicking, die ook de inleiding schreven, wordt aangetoond dat de beoefening van de diplomatieke geschiedenis van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd in Nederland niet is achtergebleven bij de ontwikkelingen in het buitenland. Het themanummer brengt een aantal van de vernieuwende aspecten van diplomatiek-historisch onderzoek in Nederland voor het voetlicht.

In zijn artikel Heren die parlementeren. Brabantse diplomatieke bedrijvigheid rond 1400 analyseert Peter Hoppenbrouwers het diplomatieke bedrijf in Holland en Brabant rond 1400 aan de hand van een uniek document over de geslaagde poging van de hertog van Bourgondië en de hertogin van Brabant om in juli 1393 door bemiddeling een einde te maken aan een militair conflict tussen de Hollandse graaf Albrecht van Beieren en zijn zoon Willem van Oostervant.

In laatmiddeleeuws Gelre en Europa werden internationale betrekkingen niet vormgegeven door afgeronde en soevereine staten, maar door ongelijke, niet-afgeronde politieke eenheden en netwerken, zoals de kerk, het Duitse Rijk, koninkrijken, vorstendommen, heerlijkheden, steden en feodale netwerken. In zijn artikel Personen, grenzen en politieke eenheden in de veertiende eeuw illustreert Aart Noordzij de gelaagdheid van laatmiddeleeuwse internationale relaties aan de hand van de vraag welke rol politieke grenzen en de concepten van intern en extern speelden in het veertiende-eeuwse Nederrijn-gebied.

Justyna Wubs-Mrozewicz schrijft in haar artikel Kopieergedrag. De vormen en functies van afschriften in het laatmiddeleeuwse politieke briefverkeer van de Hanzesteden over diplomatieke conflictbeheersing in de handel van Noord-Europese Hanzesteden tussen circa 1450 en 1580. Handelsconflicten in Noord-Europa en de beheersing daarvan speelden zich af op verschillende niveaus: tussen individuen en steden onderling en tussen steden en vorsten

Precedentieconflicten konden een verlammende werking op de vroegmoderne diplomatie hebben. Deze conflicten zijn notoir lastig te duiden: waren diplomaten het slachtoffer van een door prestigekwesties geobsedeerde maatschappij of weerspiegelde de rangorde onder diplomaten de daadwerkelijke krachtsverhoudingen tussen de staten die zij vertegenwoordigden? Liesbeth Geevers dring in het artikel Als God op Aarde. De diplomatieke precedentiestrijd tussen Frankrijk en Spanje in argumenten, 1564-1610 door tot de kern van de beroemde vroegmoderne precedentiestrijd tussen Frankrijk en Spanje door in te gaan op de argumenten die de Franse en Spaanse kronen naar voren brachten om de strijd in hun voordeel te beslechten. Dit doet zij op basis van traktaten die verschenen tussen circa 1560 en 1610.

In Uwer Hoog Moogenden Onderdaenigsten Dienaers. Nederlandse consuls en Staatse diplomatie in Spanje, 1648-1661, de bijdrage van Maurits Ebben over het Nederlandse consulaire netwerk in de tweede helft van de zeventiende eeuw, wordt de traditionele aandacht voor de haute politique van grote vredesconferenties en gezantschappen verlegd naar de dagelijkse praktijk van onderhandelingen over handel en vrachtvaart. Daarin speelde het uitgebreide consulaire netwerk van de Republiek een belangrijke rol met uitwerking tot op het hoogste niveau van de Staatse buitenlandse diplomatie..

Donald Haks, ten slotte, onderzoekt de rol van de publieke opinie als zelfstandige factor in de vorming van de vroegmoderne buitenlandse politiek. Daar is tot op heden weinig aandacht aan besteed. In zijn artikel Publieke opinie, buitenlandse politiek en het einde van de Spaanse Successieoorlog stelt Haks zich de vraag naar de mogelijke invloed van de Britse publieke opinie op de beëindiging van de Spaanse Successieoorlog (1702- 1713). Engeland was vanaf 1688-1689 partij in een continentale oorlog die onderwerp was van binnenlandse discussie.

 

Over de gastredactie

Dr. Maurits Ebben (1955) is als universitair docent Vaderlandse Geschiedenis verbonden aan de Universiteit Leiden. Zijn onderzoek concentreert zich op de buitenlandse betrekkingen van de Republiek der Verenigde Nederlanden, in het bijzonder die met de Iberische wereld. E-mail: m.a.ebben@hum.leidenuniv.nl.

Prof. dr. Louis Sicking (1966) doceert middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis aan de Universiteit Leiden en is bijzonder hoogleraar volkenrechtsgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zijn onderzoek betreft vooral het terrein van de maritieme en overzeese geschiedenis en de geschiedenis van de premoderne internationale betrekkingen. E-mail: l.h.j.sicking@hum.leidenuniv.nl.

 

De aankomst van Adriaan Pauw in Munster, Gerard ter Borch de Jonge 1646, Stadtmuseum Münster.

Omslag: Buitengewoon ambassadeur Hiëronymus van Beverningh op 2 maart 1671 in audiëntie ontvangen door de Spaanse koningin-regentes Maria-Anna, Caspar Netscher ca. 1671-1675, Rijksmuseum Amsterdam.